Naam: Malus domestica ´Belle-Fleur Larche Mouche´ Nederlandse naam:
appel, Ossekop
Andere gebruikte benamingen: Malus domestica Dubbele Bellefleur, Malus domestica Bellefleur Large Mouche
Bloeitijd: 3-5
Bloemkleur: witroos
Hoogte min-max: 3-9
Bladeren: licht tot zeer donkergroen bladeren, vaak glanzend
|
Bron foto http://www.europom.be/europom0903%20Map/europom0903/beelden/minia/euregio/images/belle%20fleur%20large%20mouche%20-%20europom%2004.jpg
Zoek FOTO op Google
|
Informatie, teelt:
Malus domestica ´Belle-Fleur Larche Mouche´ of appel, Ossekop (synoniem Malus domestica Dubbele Bellefleur, Malus domestica Bellefleur Large Mouche),
is groot, groengeel en karmijnrood gestreept aan zonkant, vast en tamelijk droog, vooral gebruikt als stoofappel en voor sap, november tot januari, liefst op hoog- en halfstam, laat in produktie, maar dan zeer hoge en tamelijk regelmatige opbrengst, weinig eisen qua standplaats, gevoelig voor witziekte, weinig gevoelig voor schurft.
Pluk: midden oktober. Consumptie: november - januari.
Sterke groeikracht, enigszins neerhangende takken en vruchtbaar. Middentijdse bloeitijd, triploïd ras. Productie is regelmatig bij volwassen bomen. Tamelijk regelmatige vorm, plat, licht conisch, gewoonlijk breder dan hoog, een middelmatige dikke vrucht voor keukengebruik. Groengele grondkleur, karmijnrood gekleurd of gestreept aan de zonzijde. Vruchtvlees groenwit, vast, tamelijk droog of nauwelijks matig sappig, smaak zoetrins, weinig aroma.
Zeer gevoelig aan witziekte.
Wordt bevrucht door: Sterappel.
Standplaats
De appel heeft een groeiplaats in de zon nodig. Door een goede onderstam kiezen is een aanpassing mogelijk aan de grond. De eerste bovenlaag van 50 cm van de grond is het belangrijkst omdat zich daar de meeste wortels bevinden. Ondiepe grond is niet geschikt. Extreem lichte, zware of natte grond is nadelig. Natte grond verhoogt de gevoeligheid voor vruchtboomkanker.
De grond mag matig zuur tot neutraal zijn, maar de pH mag niet te ver onder 5,5 of boven 7,0 komen. Humus - zo mogelijk meer dan 2 procent - verhoogt de geschiktheid van de grond.
Groeiplaatsen met veel late vorst zijn niet aan te bevelen. De hoogste eisen stelt de appel aan een regelmatige waterverzorging, vooral tussen mei en augustus. Te veel water veroorzaakt een te uitbundige twijg vorming en verlate bladval, waardoor er in de winter een verhoogd vorstgevaar ontstaat.
Golden Delicious en Idared verdragen droogte van de grond beter dan Boskoop, Cox Orange en Alkmene.
Onderstammen
Voor appels bestaan zwak-, normaal- en sterkgroeiende onderstammen:
* Zwakgroeiende onderstammen worden gebruikt voor kleine rassen op goede grond. Worden altijd gesteund. * Sterkgroeiende voor grote rassen. Sterkgroeiende onderstammen hebben een stevige stam en hoeven alleen in hun jeugd met een paal te worden gesteund. * Normaalgroeiende onderstammen kunnen bij een minder goede grond en met zwakgroeiende rassen toch nog kleine boompjes opleveren. Worden gesteund.
Voor de kleine boomvormen is M9 de meest gebruikte onderstam. M26 is meer geschikt voor rassen met een matige tot gemiddelde groei, of om op iets armere grond te gebruiken. De zeer zwakgroeiende M27 is alleen op gunstige groeiplaatsen en voor sterk- tot zeer sterkgroeiende rassen aan te bevelen.
Planten
Geplant wordt vroeg in de herfst of in het voorjaar. Planten in de herfst is voordelig, omdat de vorming van nieuwe wortels al begint bij 4°C. Hoe zwaarder de bodem, des te groter moet het plantgat zijn: maximaal 1 m2 bij een diepte van 50 cm. Bodemverbetering met compost of plantaarde is nuttig. Grondvervanging is noodzakelijk als op dezelfde plek al een aantal jaren appels hebben gestaan. Sla eerst de paal in de grond en plant de boom er dan op 10 cm naast, op zo'n manier dat de schaduw van de paal de boom tegen de middagzon beschermt, om vorstscheuren te voorkomen. Beschadigde wortels moet u terugsnoeien. Als u het plantgat hebt dichtgegooid, moet u de boom een beetje schudden, zodat de grond beter aansluit, daarna de grond licht aanstampen en vervolgens gieten. De entplaats moet 10-15 cm boven de grond blijven om wortelvorming door de ent tegen te gaan, anders gaat de groeiremmende werking van de onderstam verloren. Als startbemesting kunt u wat langwerkende mest met de plantaarde vermengen, het grondvlak rond de boom in het voorjaar met een goed gerotte stalmest bedekken, of midden mei en midden juni wat hoornmeel licht inharken.
Ziekten en plagen
Zie onze professionele lijst op
http://www.tuinkrant.com/tuindokter
-
-
geschikt
voor een solitaire positie in een beplantingsschema
|
|