Fatsia - Araliaceae
Fatsia is een geslacht dat slechts 2-3 soorten kent die inheems zijn in Japan, Taiwan en Korea. Ze zijn nauw verwant aan de klimop, wat te merken is aan zowel de bladeren, bloemen als vruchten. De naam is vermoedelijk afkomstig van het Japanse hacki, wat 8 betekent en waarmee men in Japan deze plant aanduidt. Fatsia vormt dikke, verticale stengels met een sterk gelobd blad dat groter is dan bij klimop. De witgele bloemen staan bijeen in trossen en worden gevolgd door zwarte bessen.
Waar zijn de planten
van dit geslacht
verkrijgbaar?
Zie deze
plantenlijst
van Plantenvinder.NET
|
|
|
Informatie, teelt:
Fatsia japonica ´Reticulata´ met geel geaderde bladeren.
Verzorging:
Veeleisend is de vingerplant niet: een koele lichte plaats zonder directe zonnestralen is voldoende voorjaren lang plezier. Af en toe een sproeibeurt wordt zeer op prijs gesteld. ´s Zomers kan deze plant ook buiten op uw terras of balkon op een schaduwrijke plaats voor een verrassend vakantiegevoel zorgen, verwennerij dus!
Bemesting:
Van april tot september elke week bijmesten
Verpotten:
Gebruik een lemig-humeus en luchtig mengsel: 2 delen bladaarde + 2 delen oude koemest + 1 deel scherp zand. Normale, kwaliteitsvolle potgrond voldoet meestal ook.
Overwintering:
Deze bonte vorm is minder als kuipplant geschikt temeer ze vrij warm en nog lichter dienen overwinterd te worden, bij een minimum temperatuur van 15 ° C. Meestal worden ze dan ook alleen als kamerplant gehouden.
Vermeerdering:
Door stekken. Neem stek van houterige twijgen.
Door marcoteren.
Maak onder een bladoksel een inkeping met een scherp mes. Hou deze
lip open met bijvoorbeeld een ingeklemd steentje ertussen. Neem nu
wat folie om rond de stam te bevestigen. Wind de folie rondom de stam en maak de folie onderaan vast met een touwtje. Leg in de folie langs de bovenzijde nu wat vochtig mos of turf. Nu kan je de folie bovenaan ook zachtjes dichtknopen. Na enkele weken heeft dit stukje worteltjes gevormd en kan dit stuk worden afgesneden en worden opgepot. Een nieuwe plant is geboren.
Ziekten en plagen:
De meeste problemen spruiten voort uit een verkeerdelijke standplaats. Belagers zijn spint, tripsen en schildluizen. Binnenshuis kan de droge lucht er voor zorgen spinmijten zich massaal gaan ontwikkelen.
Verzorging
(hou je muis
over het plaatje voor de verklaring van de gebruikte tekens)
-
-
deze plant
is vorstgevoelig
-
deze plant
is wintergroen (groenblijvend)
-
geschikt
voor een solitaire positie in een beplantingsschema
-
Zone (USDA):
8-11
|
|