Bij het snoeien van bomen zal men in de eerste plaats rekening houden met het doel van de snoei. Een boseigenaar zal economisch snoeien, een tuinliefhebber kijkt naar de vorm en de bloei. Snoeien van treurbomen en soorten als Catalpa (foto) behandelen je apart. Ook het kandelaberen is een aparte snoeimethode. De groei van een plant is gebonden aan een aantal regels. Vele van deze regels zijn reeds lang gekend en lijken zeer eenvoudig. Wij passen ze vaak toe zonder na te denken over de fysiologische achtergrond. Plantkundig is een verklaring soms te zoeken in de groeihormonen. Deze stoffen kunnen in uiterst kleine hoeveelheden de groei van een plant sturen in een bepaalde richting. Bij het snoeien verwijderen wij bepaalde plantendelen. Het doel is de groei van de boom aan te passen aan onze eisen. Soms willen wij kleine, vertakte planten in bepaalde vormen, dan weer meer en grotere bloemen en vruchten.
De groeiregels van Vöchting hebben betrekking op de snoei van fruitbomen. Zij zijn meer dan honderd jaar oud, maar nog altijd zeer actueel toe te passen: zie onder snoeien van fruit -> regels van Vöchting.
Snoeiwonden van laanbomen moeten vlak en glad langs de groeirichel van de takken worden gemaakt. Als er token blijven staan (stompjes) neemt de kans op de meniezwam onnodig toe. Ondanks sommige beweringen is het afdekken van snoeiwonden niet overbodig. Gewassen die vroeg gaan bloeden moeten reeds kort voor de winter of zeer vroeg in het voorjaar worden gesnoeid ! Desnoods kan je beter wachten tot die bomen in blad staan omdat de worteldruk en sapstroom dan sterk verminderd.
De dikste tak, de steilste en de hoogst ingeplante, groeien altijd het sterkst. Voor een deel is dit te verklaren doordat bovenaan in de plant het meeste licht wordt opgevangen en daar de grootste reserve zit. Komt daarbij nog dat dicht bij de stam de grootste groeipotentie en reserve aanwezig zijn. Een verklaring s kunnen wij onder meer zoeken in het verschijnsel van de apicale dominantie.