Seringen werden al in de 16de eeuw op onze erven aangeplant. Een honderd jaar geleden begon men in Frankrijk met de veredeling en de kweek van rassen en cultivars. Vandaag worden er meer dan 800 cultivars aangeboden waarvan de meeste zo typisch geuren: ´seringengeur´. In dit enorme aanbod onderscheiden we in het wild voorkomende soorten, veredelde soorten, soorten geschikt voor de snijbloementeelt, soorten voor onze tuinen, met enkele of met dubbele bloemen en ga zo maar door. In dit seringen dossier bespreek ik de meest voorkomende seringen en dit in alfabetische volgorde.
Ziekten van seringen
De sering kan worden aangetast door o.a. de rupsen van de ligusterpijlstaart of het seringenmotje (Gracilaria syringella), bladrollers, bladwespen, lapsnuitkevers of virusziekten. Loodglansziekte en bruine vlekken in het blad komen vaak voor. In de stookkassen zijn de voornaamste problemen bacterievuur, phytopthora en de verwelkingsziekte.
Het seringenmotje overwintert in de struik en legt de eerste helft van juni zijn eitjes aan de onderzijde van de bladeren. Veertien tot twintig dagen later verschijnen de eerste rupsen. Zij boren die typische blaasvormige gangen in de bladeren. Nog 2 weken later vreten ze aan de bladopperhuid en rollen de bladtoppen samen.
Na de verpopping verschijnt en 2de generatie met schade in juli en augustus. De aangetaste bladeren verschrompelen waardoor de groei stagneert en de struik er lelijk gaat uitzien.
De bestrijding beginnen bij het begin van de schade, rond half juni en een paar maal om de 14 dagen herhalen (eventueel tot de 2de generatie) met middelen op basis van bijvoorbeeld azinfosmethyl, methidathion of pyrethroïden.
Andere mogelijke hulpmiddelen zijn de rupsen met de hand verwijderen
De soorten – deel 2
Syringa hyacinthiflora (x)
Uit deze soort zijn talrijke klonen ontwikkeld. De soort zelf is vrij variabele in vorm en bloemkleur. Hij lijkt wat op de gewone sering, Syringa vulgaris, maar groeit breder uit, bloeit wat eerder en heeft lossere bloemtrossen. S. hyacinthiflora is een hybride tussen S. oblata en S. vulgaris, voor het eerst in 1876 gemaakt door Lémoine uit Frankrijk. Nederl. naam: sering |
|
Syringa hyacinthiflora (x) ´Blue Hyacint´
Nederl. naam: sering Blue Hyacint is een kloon verkregen door W.B. Clark uit Californië uit de kruising van S. oblata en S. vulgaris. |
|
Syringa hyacinthiflora (x) ´Buffon´
Nederl. naam: sering Buffon is een vorm verkregen uit de soort en omstreeks 1912 door Lémoine gewonnen. Heeft zacht geurende bloemen. |
|
Syringa hyacinthiflora (x) ´Clarke´s Giant´
Synoniem: (S.vulg. Clarke´s Giant) Een mooi lilablauw ras met grote trossen. |
|
Syringa hyacinthiflora (x) ´Esther Staley´
Synoniem: (S.vulg. Esther Staley) Een schitterend ras met roze bloemen en rode knoppen. Gewonnen in 1948 door W.B. Clarke uit Californië. |
|
Andere cultivars van Syringa hyacinthiflora (x)
Syringa hyacinthiflora (x) ´Alice Eastwood´ |
|
Syringa josiflexa (x)
Nederl. naam: sering Syringa josiflexa is ene kruising van Syringa josikaea x Syringa reflexa. De roze bloemen staan in lichte pluimen van mei tot juni. Welriekend. |
|
Syringa josiflexa (x) ´Bellicent´
Nederl. naam: sering Deze cultivar lijkt op de soort maar de bloemen zijn meer roodachtig en purper getint. Uitgebloeide bloemen verkleuren naar witachtig-roze. Deze cultivar maakt zo´n groot wortelgestel dat hij te groot is voor een border met gemengde beplanting. Prachtige cultivar, redelijk in de handel verkrijgbaar met een heerlijke geur. Heeft diepgroene bladeren met lekker geurende, helder rozerode bloemen in lange, hangende trossen. Heel mooi om aan te planten langs de rand van je tuin of een bosje. Is bladverliezend. Vraagt veel zon of halfschaduw. Grote winterhardheid. Wondermooi in volle bloei, een aanrader dus. |
|
Syringa josiflexa (x) ´Guinevere´
In 1920 kweekte Isabelle Preston uit Ottawa een groep hybriden van de kruising van S. josikaea met S. reflexa. Dit ras ´Guinevere´ was de eerste hiervan. Het is een middelgrote struik met geurende bloemen. |
|
Syringa josikaea
Nederl. naam: Hongaarse sering Zoals je aan de naam al kan vermoeden is deze sering inheems in Hongarije. Bloemen violet tot paars in smalle, grote 10-15 cm lange pluimen, meestal tamelijk rechtopstaand en welriekend. De twijgen zijn olijfgroen, kaal en met bruinrode knoppen bezet. De bladeren zijn 6 tot 11 cm groot, ovaal en toegespitst, breed elliptisch. De onderkant van het blad is bijna kaal en blauwgroen tot bijna wit van kleur. Hij doet het goed op droge standplaatsen. |
|
Literatuur – foto´s
Ruda The Green Touch – database.
Catalogus 1999-2000 Van Pelt NV – Putte.
Maxwell Arboretum Lilac Collection.
Bertelsmann Gartenlexikon-München.
Shrubs – Roger Philips & Martyn Rix ISBN 90 274 2361
Plantenziekten – A.Hallemans 8e druk 1999.
Naamlijst van Houtige Gewassen, Proefstation voor de Boomkwekerij, Boskoop.